Geven vanuit een Bijbels perspectief

Geven vanuit bijbels perspectief.

Geven kunnen we in veel opzichten: onze tijd, onze liefde, onze aandacht, onze gastvrijheid, onze gebeden, onze inzet, onze geestelijke gaven en ons geld. De Bijbel geeft ons heldere richtlijnen aangaande het financiele aspect van geven. Hierbij willen we ingaan op de geestelijke principes die we in Gods woord vinden, als grondslag voor ons geefgedrag. Vervolgens geven we een aantal praktische tips hoe jij het geven aan de gemeente kunt regelen.

RENTMEESTERSCHAP

Alles is van God! (De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen. (Ps.24:1) en alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. (Kol.1:16)

Vanaf het allereerste begin is het God die de mensen het beheer van de schepping toevertrouwt: En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! (Gen.1:26) 

Met elkaar zijn wij gesteld tot rentmeester van alles wat God ons heeft toevertrouwd. Hij is de eigenaar en heeft ons de verantwoordelijk gegeven om Zijn eigendom te beheren. Dat is een indrukwekkende verantwoordelijkheid en tegelijk een fantastische gelegenheid die God ons geeft. 

Een groot gevaar voor een rentmeester is, dat hij het hem toevertrouwde bezit gaat zien als zijn eigendom. In plaats van het belang van de eigenaar staat hem dan zijn eigen belang voor ogen. Ook wat we ons eigendom noemen, omdat we ervoor betaald of gewerkt hebben, hebben we van de Schepper te leen. Hij mag ons om verantwoording vragen. Onze gaven en offers geven we niet om zegen te kopen, maar om God te eren en ermee te zeggen dat eigenlijk alles wat wij ontvangen Hem toebehoort.

God is de grote Gever, van Genesis tot nu. 

Met het ontzagwekkend grote cadeau van zijn Zoon, Jezus Christus, als absolute hoogtepunt: Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven. (Joh.3:16)

HET PRINCIPE VAN DE EERSTELINGEN

In de Bijbel lezen we dat het volk Israël de eerste opbrengst van de oogst (de zgn. ‘eerstelingen’) als offer aan God, de eigenaar van alles, gaf. Pas na die daad mochten ze zelf van de opbrengsten van het land genieten. De eerstelingen moesten het beste van de opbrengst zijn, niet van minderwaardige kwaliteit. 

- Bedenk dat God zelf Zijn Zoon als eersteling gaf en dus het beste wat Hij had. Het volk Israël mocht in het brengen van de eerstelingen niet achterstallig zijn. (Ex. 22:29) - Vereer de HEERE met je bezit, met de eerstelingen van heel je opbrengst, dan zullen je schuren gevuld worden met overvloed en je perskuipen overlopen van nieuwe wijn. (Spr. 3:9)

Dit principe geldt nog steeds voor de kinderen van God. God zegt dus niet; geef Mij alleen je eersteling, want alles behoort Hem al toe. We geven de eersteling van onze inkomsten als eerbewijs waarmee we erkennen dat wijzelf en alles wat wij bezitten God toebehoort. Daarom zal ons geven niet de sluitpost op onze begroting zijn, niet alleen iets wat we ‘over hebben’.

Er is nog een ander geheim in het geven van de eersteling. Door de zondeval is er een vloek gekomen op alles wat de aarde voorbrengt door ons zwoegen, we kunnen dit nu zien als ons inkomen: De aardbodem is omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven; dorens en distels zal hij voor u laten opkomen en u zult het gewas van het veld eten. (Gen.3:17-18)

In de eerste instantie heeft God Jezus gegeven als eersteling (1Kor.15:23), waardoor wij geheiligd worden (Hebr. 10:14). Wij worden echter ook eerstelingen genoemd van de nieuwe schepping (Jak.1:18), wij behoren Hem toe. Het geheim van de eerstelingen is dat als wij de eersteling van ons inkomen aan de Here te brengen, de rest van ons inkomen wordt vrijgezet van deze vloek. Dan wordt het geheiligd en gezegend door de Here. (En als de eerstelingen heilig zijn, dan het deeg ook, en als de wortel heilig is, dan de takken ook. (Rom.11:16)
Als een klein deel van het deeg aan God is gewijd, is al het andere deeg het ook; als de wortel aan God is gewijd, zijn de takken het ook. (Rom.11:16)

GEVEN VAN TIENDEN

In het Oude Testament lezen we daar het volgende over:

- Voordat de wet over het geven van tienden bestond, gaf Abraham, de priester Melchizedek tien procent van alles wat hij in beslag had genomen van zijn vijanden. (Gen.14:18-20)
- Wat betreft Jakob staat er: Jakob legde een gelofte af: … En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.(Gen.28:20-22)
- Later kwam de wet op het geven van tienden: Alle tienden van het land, zowel van het zaaigoed van het land als van de vruchten aan de bomen, zijn voor de HEERE bestemd. Ze zijn heilig voor de HEERE. (Lev.27:30)

Wie onder de wet leefde en geen tienden gaf beroofde de Here God van wat Hem toekwam en kwam daarmee onder de vloek. Het geven van tienden was als een soort belastingplicht voor de Israëlieten: Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer! U bent door de vloek getroffen, omdat u Mij berooft, als volk in zijn geheel. Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de HEERE van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn. (Mal.3:8-10)

Is het geven van tienden een verplichting in het Nieuwe Verbond?

In de Hebreeën brief wordt het woord “beter” twaalf keer gebruikt. Door Christus is het betere gekomen. De wet, inzettingen, offers en feesten van het Oude Verbond waren alleen schaduwbeelden van het “betere” van het Nieuwe Verbond: Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is vastgelegd. Heb.8:6 en Als het priesterschap verandert, vindt er immers ook noodzakelijkerwijs een verandering van de wet plaats. Heb.7:12

Omdat er verandering van verbond is zien we nergens in het Nieuwe Testament een verplichting om tienden te geven van ons inkomen. De “tienden” als verplichting wordt in verband gebracht met het oude verbond, de wet. Onder het oude verbond wordt men gerechtvaardigd door wat men doet. Onder het nieuwe verbond wordt men gerechtvaardigd door wat men gelooft. Niet door eigen werken maar alleen door de genade van Jezus Christus. Tien procent van het inkomen geven mag onder het Nieuwe Verbond nooit iets zijn waardoor men een zegen koopt of onder een vloek uitkomt. Onder de wet geef je om gezegend te worden. Onder de genade geef je omdat je gezegend bent.

Abraham gaf tienden van de buit aan Mechisedek, een beeld van Christus, voordat de wet was gegeven. Dit geven van tienden door Abraham wordt echter nergens als een verplichting onderwezen, maar vormt wel een mooi advies om te beginnen met geven. Alles wat wij geven mag alleen maar een offer zijn omdat wij gedreven worden door de liefde van God.

Mogen we hieruit de conclusie trekken dat het er niet toe doet hoeveel wij van onze inkomsten weggeven? Zou God nu in plaats van met 10% ook wel met 2 of 3% genoegen nemen? Als wij zo denken, dan hebben wij niet veel begrepen van onze echte plaats als christen, van de liefde die de vervulling van de wet is (Rom.13:10).

Zonder enig bevel gaven de eerste christenen in Jeruzalem niet tien procent maar deelden ze hun bezittingen (Hand.2:45). Het was geen verplichting maar de liefde drong hen niet zo weinig mogelijk, maar zo veel mogelijk te geven. Verplichting komt voort uit een wet, maar liefde geeft uit dankbaarheid en blijdschap. Geven als vorm van aanbidding, vanuit de relatie met God, de grote Gever.

Vaak wordt dit aspect van aanbidding vergeten, en wordt haastig nog wat uit onze portemonnee gehaald om te geven uit verplichting. Geven we onze tienden en offers om ons geweten te sussen? Geven we wat we overgehouden hebben? Er wordt van ons verwacht dat wij ons “alles” geven aan de Heer. Tien procent van ons inkomen geven, is een goed begin tot geven, als we maar beseffen dat eigenlijk alles God toebehoort en wij alleen maar rentmeesters zijn van wat God ons gegeven heeft. In de offers en gaven is het “betere” gekomen, dus als wedergeboren christenen zouden wij het “betere” dan de tienden moeten geven.

Daarom worden we opgeroepen ons lichaam te stellen tot een God welgevallig offer. (Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. (Rom.12:1) en En vergeet het weldoen en het onderlinge hulpbetoon niet, want aan zulke offers heeft God een welgevallen. (Heb.13:16)

Onder genade geven wij vrijwillig, met blijdschap, naar ons vermogen.

HET NIEUWE TESTAMENT OVER GAVEN EN OFFERS

Wat leerde de Here Jezus over het geven?

In de eerste plaats dat God een gul en goedgevig God is: Als u, die slecht bent, uw kinderen dan goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven geven aan hen die tot Hem bidden. (Mat7:11) 

Als wij geven, moeten wij spontaan geven wat ons hart ons ingeeft, zonder te roemen in onze gulheid: Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden. (Mat.6:3-4)

Jezus leert ons ook te geven, maar niet om een zegen te ontvangen of om te voldoen aan een verplichting. Als dat onze motivatie is verliezen we uit het oog wat God van ons verwacht: Maar wee u, Farizeeën, want u geeft tienden van de munt en de wijnruit en van alle kruiden, maar u gaat voorbij aan het recht en aan de liefde van God. Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten. (Luk.11:42)

Hier geeft de Here Jezus geen verplichting van geven maar een constatering van hoe de Farizeeën uit een verkeerde motivatie gaven. Jezus zei: “Deze dingen zou men moeten doen” Dat duidt op het geven van tienden. Dat is goed, als het maar niet voorbij gaat aan het belangrijkste: rechtvaardig te zijn en God lief te hebben. Daar komt het juist op aan. Natuurlijk is het geven van die tien procent goed, maar je mag de andere dingen niet verwaarlozen. Onze motivatie moet zuiver zijn, want God kijkt hoe wij geven.

Op een dag ging Jezus bij de offerkist zitten en zag met aandacht, hoe de mensen geld gaven (Mar.12:41). Jezus was niet geïnteresseerd in hoeveel de mensen gaven, maar wat hun motivatie was om te geven.

Wat Paulus ons leert over ons geven en offeren.

We lezen in 2 Korintiërs hoofdstuk 8 en 9 hoe geld gegeven en ontvangen zou moeten worden: naar de voorspoed die God gegeven heeft, vrij en gewild, genereus, mild, dankbaar; niet als een verplichting zoals onder de wet, of om een bepaalde zegen te verwerven waardoor men er zelf beter van wordt.

Merk ook op dat er geen hoeveelheid wordt opgegeven - het gaat om wat jij hebt beslist in jouw hart. Het Griekse woord voor blijmoedig is “hilaros”, wat overeenkomt met ons Nederlandse woord hilarisch, zodat we begrijpen dat ons geven op een uitbundige, vrolijke manier moet gebeuren. Ons wordt specifiek gezegd niet met tegenzin te geven. Het Griekse woord voor tegenzin is “lupe”. Het draagt de betekenis van droefheid, verdriet en van geërgerd zijn. Als jij je verplicht voelt te geven en je voelt droefheid en ergernis in je hart, geef dan niet. 

Een Christen, die met blijdschap geeft, toont de buitengewone genade van God en daarmee Gods karakter: Ja, God zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave! (2Kor.9:15)

De wet vraagt een percentage - genade vraagt een geven vanuit het hart en de overvloed die God geeft. Gemeenteleden zouden het werk van hun eigen gemeente of de bedieningen moeten ondersteunen door middel van hun diensten, hun geld, hun gaven of talenten die zij hebben. Onder de wet geef je om gezegend te worden. Onder de genade geef je omdat je gezegend bent.
God verschaft ons alle dingen in rijke mate om ervan te genieten; ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen.  Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen. (1Tim.6:18-19)

Alles wat onder dwang of met tegenzin wordt gegeven, verliest voor de gever (en de ontvanger) zijn waarde. Verkeerde motieven zijn: geven uit angst, onder pressie of om er zelf beter van te worden. 

Geven wordt geboren in je hart en is een vorm van aanbidding. Het heeft alles te maken met overgave, toewijding, liefde en gehoorzaamheid. Een royale Vader vraagt Zijn kinderen om alle bekrompenheid los te laten en te leren geven zoals Hij ons alles heeft gegeven. God wil dat wij Zijn beeld gaan dragen en als er één kenmerk is van Gods karakter, dan is het wel dat Hij een goede en gevende God is. Door te leren geven gaan we lijken op Hem, die geeft naar de rijkdom van Zijn genade en ons alles ter beschikking heeft gesteld.  …alles is van u. U echter bent van Christus en Christus is van God.  (1Kor.3:22-23)

DE ZEGEN VAN GEVEN

We moeten ons ervan bewust zijn, dat ook al geven wij niet om gezegend te worden, er toch een heel grote zegen ligt in het geven. Als we blijmoedig leren geven, geeft God ons een geweldige belofte van Zijn voorziening in alles, ten allen tijde: En God is bij machte elke vorm van genade overvloedig te maken in u, zodat u, wanneer u in alles altijd al het nodige bezit, overvloedig kunt zijn in elk goed werk. (2Kor.9:7-8)

Hoeveel geven?

Geef in verhouding tot je inkomen. Christenen moeten “naar vermogen” geld opzij leggen en sparen om later weg te geven (1Kor.16:2).  “Uit” ons vermogen kunnen we een klein bedrag geven, “naar” ons vermogen geven we naar de maat van ons vermogen. God zelf voorziet in al onze behoeften niet “uit” maar, “naar” Zijn rijkdom, in Christus Jezus (Fil.4:19).

Wie naar vermogen weinig geeft zal weinig gezegend worden door de levende God en wie naar vermogen veel geeft zal veel gezegend worden. Maar de zegen van God is niet te koop. Het gaat om de gesteldheid van het hart. Wie uit liefde voor God en de medemens veel geeft naar vermogen zal veel gezegend worden. Daarbij is geloof absoluut noodzakelijk. 

De Bijbel zegt in Hebreeën 11:6:  Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.

Tien procent geven is een goed beginadvies, maar voor rijken kan tien procent een fooi zijn en voor armen een offer. Paulus roept ons op tot offervaardigheid, dus kan dat voor iedereen iets anders betekenen.

Geef overvloedig
In 2Kor.9:6-7 leren we dat je als christen in je hart moet besluiten wat je wilt geven. Het bedrag is een persoonlijke zaak tussen God en jou. Het mag niet als verplichting opgelegd worden. Het Nieuwe Testament spoort ons aan om overvloedig te geven en met zelfopoffering te geven! Als wij weinig zaaien zullen we weinig oogsten. Hoe meer wij zaaien, van het zaad wat God ons heeft gegeven, des te meer zal God ons geven om te zaaien. (En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk  zaait, zal ook zegenrijk oogsten. (2Kor.9:6) en Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaigoed doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen. (2Kor.9:10)

WAARAAN GEVEN?

Geef je offers aan jouw plaatselijke gemeente die verantwoordelijkheid kan dragen waaraan jouw offers besteed worden. Hierdoor voorkomt je dat jouw offers verkeerd worden gebruikt. Vertrouw je leiders dat zij met verantwoordelijkheid jouw offers zullen beheren. We zien dit principe ook in de eerste gemeente waarin de leden haar gaven legde aan de voeten van de apostelen. Van jouw gaven behoort de gemeente, indien nodig, hen die het Woord verkondigen, de oudsten en de diakenen die in de gemeente noodzakelijk werk verrichten te ondersteunen. (Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven. (1Kor.9:14) en Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer. Want de Schrift zegt: Een dorsende os mag u niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard. (1Tim.5:17-18)

De gemeente heeft verder de verantwoordelijkheid om vanuit de gaven zendelingen, de armen en hen die in nood zijn te ondersteunen. God heeft een speciale bewogenheid voor armen, het is Gods hart de armen in de wereld te helpen. (Wie zich ontfermt over de arme, leent uit aan de HEERE. Hij zal hem zijn weldaad vergelden. (Spr.19:17) en Wie zijn oren dichtstopt voor het geroep van de arme, ook hij zal roepen en niet verhoord worden. (Spr.21:13)

Samenvattend

Het Nieuwe Testament noemt nergens een bepaald percentage van je inkomen dat je opzij zou moeten zetten, maar zegt dat geven “naar vermogen” moet gebeuren (1Kor.16:2). De wet verplicht een percentage, genade vraagt alles, zoals God ons met Christus alles geeft naar Zijn rijkdom. (Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Rom.8:32)

Elke Christen moet individueel ernstig bidden en op zoek gaan naar Gods wijsheid om te bepalen hoeveel hij of zij kan geven en dit te doen als aanbidding en eerbewijs aan zijn Heer en Heiland. (Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.(2Kor.9:7)

HOE GEVEN? 

Vanwege 2Kor.9:7 vragen wij geen ‘contributie’, zoals bij een sportvereniging, maar een vrijwillige Periodieke Liefde Gave: ‘periodiek’ omdat de kosten die we als gemeente maken voor het grootste deel vaste lasten zijn en ‘vrijwillig’ omdat wij het niet verplichtend willen opleggen.  We noemen het ‘liefdegave’ omdat je zelf bepaalt hoeveel je graag wil bijdragen, wetend wat de Bijbelse principes zijn en wat er nodig is in de gemeente. 

Samen zijn we er toch verantwoordelijk voor dat de vaste lasten betaald kunnen worden? Denk bijvoorbeeld aan de kosten van huisvesting, energie, onderhoud, belastingen en verzekeringen,  vergoeding van gastsprekers, aanschaf meubilair en apparatuur, onderhoud en verzekering van geluidsapparatuur en muziekinstrumenten, etc. Maar ook de kosten van de vele gemeenteactiviteiten van de NLG, zoals kinder- en jongerenwerk, evangelisatie, onderwijs, diaconaat, etc.

Collecte
Iedere zondag is er een gelegenheid om een gift te geven in de collecte. Daarbij kan je contant geld geven of gebruik maken van de online betalingsmogelijkheid voor een eenmalige of periodieke donatie. Op de website kan je kiezen voor een periodieke machtiging. De collecten zijn belangrijk voor de gemeente, de opbrengsten hebben we zeker nodig voor het betalen van een deel van de kosten. Maar verreweg het grootste deel van onze inkomsten zal toch moeten komen uit de vaste vrijwillige bijdragen. Bovendien, de collecteopbrengsten zijn niet ‘vast’ en we kunnen er dus niet op bouwen voor wat betreft de financiële verplichtingen die de NLG is aangegaan. 
 

Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor het laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie.